Sluipwespen

Deze natuurlijke vijanden, sluipwespen, hebben de plaag nodig om hun levenscyclus te kunnen volmaken. Een volwassen sluipwesp vrouwtje legt eitjes in of vlakbij het plaaginsect, waarna de larve uit het eitje komt en de gastheer (de plaag) van binnenuit opeet en daarmee dood. De larve verpopt in of bij de dode gastheer (mummie) en de volwassen vrouwtjes gaan op zoek naar nieuwe gastheren om daar haar eitjes in te leggen. Sluipwespen zijn over het algemeen gespecialiseerd op één soort, of een groep van verwante soorten, plaaginsecten. Volwassen sluipwespen eten geen prooien. Wel kan de aanwezigheid van suikerbronnen, zoals nectar, honingdauw of suikerwater hun levensduur, en daarmee hun effectiviteit, verhogen.

Geur
Omdat sluipwespen aan één plaagindividu voldoende hebben om zich te ontwikkelen van ei tot volwassene, zijn ze al effectief bij zeer lage plaagdichtheden. Hier komt bij dat ze een uitstekend zoekvermogen hebben. Geur speelt een belangrijke rol bij het zoekgedrag van sluipwespen. Op relatief lange afstanden maken ze gebruik van geuren die door gewasplanten worden uitgescheiden als respons op een besmetting met de plaag en van dichtbij maken ze gebruik van de geur van de plaag (gastheer) zelf. Veel sluipwespsoorten kunnen bovendien leren om hun zoekgedrag te optimaliseren op basis van hun ervaringen met deze geuren.

Voorbeelden zijn: diverse soorten Aphidius sluipwespen tegen bladluis en Encarsia formosa tegen wittevlieg.