Temperatuur

Elke soort insect of mijt heeft een specifieke temperatuurrange waarbinnen deze goed kan functioneren. Met behulp van wiskundige modellen kan de ontwikkelingssnelheid van belangrijke soorten plagen en natuurlijke vijanden bij specifieke temperaturen worden ingeschat. Dit zegt echter nog niet alles over de effectiviteit van de plaagbestrijding. Het is voor de inzet van natuurlijke vijanden erg belangrijk om te weten binnen welke temperatuurgrenzen ze actief zijn. Deze grenzen zijn niet gelijk aan de temperatuurgrenzen voor hun ontwikkeling. De relatie tussen de zoekactiviteit van natuurlijke vijanden en temperatuur is nog niet voor alle belangrijke soorten bekend.

Voor plantenziektes geldt ook dat verschillende ziekteprocessen elk een eigen relatie hebben met temperatuur. Zo vormt botrytis reeds sporen bij 15°C, een temperatuur die lager is dan de benodigde temperatuur voor een optimale infectie (15-20°C) en kolonisatie van het plantenweefsel (25-30°C). Voor goedaardige micro-organismen geldt vaak dat de temperatuurrange voor een optimale productie van antibiotica veel smaller is dan de temperatuurrange voor vermenigvuldiging. De aantallen van deze goedaardige micro-organismen zeggen daarom op zichzelf niet voldoende over hun effectiviteit.