Maatregelen weerbaarheid
Plantweerbaarheid is evolutionair gezien een sterk geconserveerd principe dat in vrijwel alle gewassen universeel terug te vinden is. Het oproepen van weerbaarheid in planten, ook geïnduceerde resistentie genoemd, is niet een op zichzelf staand proces maar wordt gekenmerkt door een keten van reacties, waaronder de productie van planthormonen en secundaire plantenstoffen. Veel van de beschreven mechanismen die ten grondslag liggen aan natuurlijke afweer tegen ziekten en plagen zijn generiek. Grofweg zijn er twee belangrijke intrinsieke afweerroutes, vernoemd naar het plantenhormoon dat de verdediging in gang zet. De salicylzuurroute wordt aangezet bij aantasting door biotrofe schimmels zoals meeldauw en roest, terwijl de jasmonzuurroute een rol speelt bij afweer tegen necrotrofe schimmels (Botrytis en Phytophthera) en insecten. Een interessante bijkomstigheid is dat deze vorm van resistentie niet alleen tegen de oorspronkelijke belager werkt maar een breed werkingsspectrum heeft.
Elicitors
Voor de plantgezondheid is het interessant dat met gerichte maatregelen het mogelijk is de weerbaarheid te stimuleren zonder dat daar een daadwerkelijke aantasting voor nodig is. Deze weerbaarheidsverhogende stimuli worden elicitors genoemd en kunnen de weerbaarheid direct aanschakelen. Elicitors kunnen planten ook in een verhoogde staat van paraatheid brengen waardoor het immuunsysteem sneller en effectiever reageert op een aanval. Dit fenomeen staat bekend als ‘priming’.
Mogelijkheden in het opwekken van afweerreacties liggen in onder andere fysische behandelingen met licht of ozon. Ook kunnen mechanische prikkels zoals strijken, verwonding of een milde droogte, hitte- of koudeschok de weerbaarheid induceren. Tot slot zijn er diverse weerbaarheidsverhogende middelen: chemische stoffen die natuurlijke afweermechanismen direct aanschakelen. Deze kunnen alleen worden gebruikt indien ze een officiële toelating hebben.