Weerbare plant

Plantweerbaarheid staat voor het natuurlijke vermogen van een plant om zich tegen plagen en ziekten te verdedigen. Planten staan stevig geworteld in de bodem en kunnen daarom hun vijanden niet ontvluchten. Ze zijn echter niet weerloos, ze beschikken over meerdere afweerstrategieën om zich te verweren tegen zowel abiotische (niet levende) stress zoals droogte, hitte, UV en wateroverlast, alsook tegen allerlei boven- en ondergrondse plagen en ziekten, de biotische (levende) stress.

Weerbaarheid is deels gebaseerd op morfologische kenmerken, zoals bladharen en waxlagen van het blad. Daarnaast zijn planten rijk aan inhoudsstoffen en vooral secundaire metabolieten, die betrokken zijn bij de afweer van planten tegen ziekten en plagen. Secundaire metabolieten, ook wel secundaire plantenstoffen genoemd, zijn stoffen die niet direct betrokken zijn bij de groei van cellen of bij de ontwikkeling of reproductie van de plant.

Het afweersysteem van planten is grofweg op te splitsen in:

  • Het constitutieve afweersysteem. Dit is de basisweerbaarheid die altijd aanwezig is en wordt bepaald door de genetische achtergrond van de plant in interactie met het milieu. Raseigenschappen spelen hierin dus een centrale rol.
  • Het geïnduceerde afweersysteem. Dit wil zeggen dat de afweer pas geactiveerd wordt na aantasting en herkenning van de belager. Dit wordt vaak geïnduceerde resistentie genoemd.

Constitutieve afweer fungeert dus als eerste verdedigingslinie waarmee een belager direct bij aankomst wordt geconfronteerd. Omdat constitutieve afweer veelal gepaard gaat met investeringen in kostbare grondstoffen (bijvoorbeeld aminozuren) voor de aanmaak van afweerstoffen, hebben planten de induceerbare verdedigingsmechanismen ontwikkeld. Geïnduceerd wil zeggen dat de afweer pas geactiveerd wordt na aantasting en herkenning van de belager. Daarmee kan de basisweerbaarheid worden verhoogd, waardoor deze vorm van afweer fungeert als een tweede, back-up defensielinie.